Doordat glas geen kristallijnen structuur heeft, kan licht door het glas zonder dat het wordt verstrooid. Niet al het op het glasvlak vallende zichtbare licht wordt doorgelaten. Een gedeelte van dit licht wordt gereflecteerd, een gedeelte wordt geabsorbeerd en een gedeelte wordt doorgelaten.
Reflectie
Het glasoppervlak reflecteert een gedeelte van de opvallende straling. Bij een glad oppervlak, zoals bij floatglas, kan een spiegelende reflectie optreden. De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt uitgedrukt in de lichtreflectiefactor LR.
Absorptie
Dit is de hoeveelheid opvallend licht die door het materiaal wordt geabsorbeerd en wordt omgezet in warmte.
Transmissie
De hoeveelheid op het glasblad vallend licht dat direct doorgelaten wordt noemt men transmissie. De transmissie van licht wordt beïnvloed door de brekingsindex van het glas. De hoeveelheid doorgelaten licht wodt uitgedrukt in de LTA-waarde.
Normaal floatglas laat ongeveer 90% van het ingevallen zonlicht door. Naast licht laat glas ook warmte door. Om het klimaat voldoende te kunnen beheersen en (hinderlijk) lichtinval te beperken, wordt zonwerende beglazing toegepast.
Glas krijgt zonwerende eigenschappen door, tijdens de productie van glas, metaaloxiden bij de grondstoffen zand, kalk en soda te voegen. Deze metaaloxiden zorgen voor een verkleuring van het glas, waardoor de lichttransmissie van het glas lager wordt en zonlicht als het ware door het glas wordt geabsorbeerd. Daarnaast kan glas na productie worden voorzien van een coating (een laagje) van metaaloxiden welke het zonlicht reflecteert.
Hoe effectief glas is op het gebied van zonwering, wordt aangegeven met de g-waarde (vroeger ZTA-waarde). Hoe lager de g-waarde des te beter de zonwering. Uiteraard is het ook altijd belangrijk ook de LTA-waarde in de gaten te houden omdat deze over het algemeen lager wordt als de g-waarde toeneemt.